Bij de ontwikkelingen van organische meststoffen komen veel van de huidige standaard-getallen en referentiewaarden onder druk te staan. Praktisch alles wat we gebruiken komt uit onderzoek met minerale meststoffen en/of is bekeken met de bril van klassieke landbouw bedrijven. Binnen het EU-Rustica project worden organische meststoffen ontwikkeld vanuit opgewerkte plantaardige reststromen. Momenteel zijn we in de fase van pratijkvalidatieproeven met o.a. prei, bloemkool, tomaten, sla en druiven.
Zo bleek de Nmin norm, veelal nitraat, die gehanteerd wordt bij een klassieke teelt van prei met runder-/varkensdrijfmest in combinatie met kunstmest, niet op te gaan bij een 100% omschakeling naar een organische bemesting. In het laatste geval daalde het Nmin getal tot ver onder het gangbare. Bijbemesten met kunstmest bleek voor de gewasprestatie niet nodig. Het Nmin getal gaf op dat moment geen indicatie van de N-mineralisatie; sterker nog de preiplanten kregen voldoende N binnen, blijkbaar was in dat geval de N-mineralisatie in mooi evenwicht met de opname door de plant.
Ongewenste nitraatuitspoeling kan bestreden worden door zwaarder in te zetten op organisch meststoffen die aanzetten tot N-mineralisatie; het tegendeel wordt vaak beweerd. Een preciezere duiding van de conversie van organische stof zou als biologische component moeten worden toegevoegd aan een meer eigentijdse vorm van de organische stof balans. Effectieve organische stof is te veel een containerbegrip en doet tekort aan een meer dynamische interpretatie van het organische stof management in de bodem waarbij een structurele component met o.a. een hoog C/N getal naast een “labiele” component voorkomt die grotendeels opgebouwd is uit voedselweb-biomassa. Het zou de bodemkundigen sieren als een integratie wordt gezocht met de agrarische ecologie/bosmicrobiologie om het organische stof management een eigentijds gezicht te geven.
Wilt u meer informatie, neem dan contact op met Daan Kuiper –