Organische meststoffen op basis van plantaardige reststromen verminderen het risico op nitraatuitspoeling; dit blijkt uit een MIT-haalbaarheidsstudie verricht door Agrimaco, CropEye en bureau De Bruin, voorheen werkzaam bij Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, mede met behulp van informatie van een aantal betrokken akkerbouwers en de meningen van (inter)nationale deskundigen.

Planten hebben stikstof nodig voor hun groei en ontwikkeling en geven over het algemeen de voorkeur aan stikstof in de vorm van nitraat. In geval van kunstmest wordt stikstof in de vorm van fastfood aangeboden aan de plant; nitraat, ammonium en ureum. Deze stikstofverbindingen neemt de plant gemakkelijk op. 
De keerzijde van dit verhaal is dat de samenwerking tussen de plant met de bodem tot een minimum wordt beperkt. Want in tegenstelling tot kunstmest, dient organisch materiaal eerst biologisch te worden afgebroken tot nitraat/ammonium voordat de plant erbij kan en dit biologisch proces wordt door de plant aangemoedigd door het verstrekken van “voedsel” (energie in de vorm van voornamelijk koolhydraten zgn. exudaten) aan het bodemleven.
Dit hele spel van geven en nemen tussen bodemleven en plant is de basis van de biologisch motor in de bodem die ook zorg draagt voor de weerbaarheid van bodem en gewas.
Nitraat dat vrijkomt uit organisch materiaal wordt , meestal organisch gebonden, door het bodemleven “direct” overgedragen aan (in) de plant en heeft dus geen tijd om uit te spoelen. Deze biologische processen gaan continu door waarbij vraag en aanbod met elkaar in evenwicht blijven en gestuurd worden door dezelfde factoren, terwijl kunstmest of kunstmestvervangers zorgen voor piekdoseringen.
Zo’n emissiearme bemesting vraagt wel om een bodem met een biologisch evenwicht, en het duurt gauw 5 jaar voordat daar sprake van is.
Door organische meststoffen samen te stellen uit componenten die verschillen in nutriëntengehaltes en in gevoeligheid voor biologische afbraak, kan er gestuurd worden op een sterke risico-vermindering op nitraat uitspoeling. Dit proces van optimalisatie vergt nog nader onderzoek t.b.v. de praktische toepassingen. 

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:
Teun Biemond (Agrimaco) 0621573733 of Daan Kuiper (CropEye) 0651216159
                                 
                                        Dit onderzoek is verricht met steun van Provincie Zuid-Holland